De Nederlandse Arbeidsinspectie wil bijdragen aan het leren van (ernstige) arbeidsongevallen, zodat deze in de toekomst vaker kunnen worden voorkomen. Daarom stelt de Arbeidsinspectie jaarlijks een Monitor Arbeidsongevallen op, aan de hand van de informatie die de Arbeidsinspectie verzamelt bij ongevalsonderzoek. Zo ontstaat een meerjarig overzicht van de ontwikkelingen van arbeidsongevallen. Door lessen uit de praktijk te trekken en deze breed te communiceren, geeft de Arbeidsinspectie richting aan het eigen toekomstige werk en stelt zij bedrijven en andere organisaties in staat om deze leerervaringen te benutten. In deze Monitor Arbeidsongevallen zoomt de Arbeidsinspectie in op ongevalsrisico’s. De vorige Monitor Arbeidsongevallen (2020) ging over de typen ongevallen die het meest voorkomen: vallen van hoogte en machineveiligheid. Deze Monitor (2021) heeft als doel om inzicht te bieden in de oorzaken van de twee daaropvolgende veelvoorkomende ongevalstypen: door iets geraakt worden en een ongeluk met voertuig of rijdend werktuig. Door op deze manier systematisch de verschillende ongevalstypen uit te lichten, beslaat deze rapportage een steeds groter gedeelte van alle ongevallen. Dit biedt inzichten die benut kunnen worden door werkgevers en brancheorganisaties. Ook wordt in deze monitorrapportage aandacht besteed aan arbeidsongevallen onder uitzendkrachten. 

Voor deze rapportage zijn diverse gegevensbronnen gebruikt: ten eerste data die inspecteurs vastleggen in het registratiesysteem van de Arbeidsinspectie over de bedrijven, ongevallen en slachtoffers. Ten tweede zijn gegevens over de ongevalstypen afkomstig uit de informatie die inspecteurs bij elk ongevalsonderzoek vastleggen over de toedracht en oorzaken van het ongeval. De vragenlijst die zij invullen is in januari 2020 in gebruik genomen en is een grondige doorontwikkeling van de Storybuildermethode. Aanvullend is gebruik gemaakt van gegevens van het CBS en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA).

Onderzoek naar arbeidsongevallen


In 2021 ontvangt de Arbeidsinspectie 3.482 meldingen van arbeidsongevallen. Er worden in dat jaar 2.038 onderzoeken gestart en 1.957 onderzoeken afgerond. Net als voorgaande jaren vinden de meeste ongevallen (per 100.000 banen) plaats in de sectoren afvalbeheer; bouw; industrie en de sector landbouw, bosbouw en visserij. In 2021 zijn 62 onderzoeken afgerond naar ongevallen met een dodelijk slachtoffer. De belangrijkste ongevalstypen zijn al een aantal jaren hetzelfde, namelijk vallen en in contact komen met een arbeidsmiddel. Slachtoffers zijn vaak man en vallen vaak in de jongste (jonger dan 24) en de oudere leeftijdsgroepen (45 en ouder). Meldingsplichtige ongevallen zijn arbeidsongevallen met ziekenhuisopname, blijvend letsel of de dood tot gevolg. De Arbeidsinspectie baseert zich in deze rapportage op afgesloten ongevalsonderzoeken. Dit betekent dat niet wordt gerapporteerd over ongevallen die in 2021 hebben plaatsgevonden maar waarvan het onderzoek in 2021 niet is afgerond.

Gedifferentieerde aanpak

Per 1 oktober 2020 is de Arbeidsinspectie gestart met de gedifferentieerde aanpak van ongevalsonderzoek (GAO). In 2021 heeft zij geëxperimenteerd met deze nieuwe werkwijze. Binnen de gedifferentieerde aanpak bepaalt de Arbeidsinspectie met behulp van een wegingskader welke interventie passend is bij het ongeval en het bedrijf. In 47 procent van de afgesloten zaken in 2021 is sprake van ernstig letsel. In dat geval doet de Arbeidsinspectie altijd een uitgebreid ongevalsonderzoek. In twee derde van die onderzoeken worden één of meerdere overtredingen geconstateerd en in 59 procent van de onderzoeken is er een boete opgelegd. Bij de andere helft van de ongevalsonderzoeken is sprake van lichter letsel. Dan kiest de Arbeidsinspectie vaak voor de interventie ‘afsluiten onderzoek’ (40 procent) of voor een ‘inspectie van de arbeidsplaats’ (39 procent). Hierbij is in 41 procent van de gevallen een boete opgelegd. Deze werkwijze wordt verder doorontwikkeld in het najaar van 2022.

Uitzendkrachten

In 2021 is 17 procent van de slachtoffers van ongevallen die de Arbeidsinspectie onderzocht uitzendkracht. Dit is meer dan verwacht, aangezien het aandeel uitzendkrachten onder de werkenden ongeveer 7 procent bedraagt. De meeste uitzendkrachten werken in de industrie, waar ook in absolute zin de meeste ongevallen met uitzendkrachten wordt onderzocht. Per sector bekeken, worden uitzendkrachten vaker dan je zou verwachten op grond van hun aandeel onder de werkenden, slachtoffer van een ongeval in de sectoren landbouw (25 procent meer), zakelijke dienstverlening (15 procent meer), groot- en detailhandel (14 procent meer), transport en logistiek (14 procent meer) en bouw (9 procent meer). Het meest voorkomende ongevalstype bij uitzendkrachten is in contact komen met een arbeidsmiddel of object, terwijl dit bij werknemers vallen betreft.
In de beroepsgroepen waarin een groot deel van de werkenden aangeeft dat ze vaak gevaarlijk werk moeten doen, is het aandeel uitzendkrachten groter dan gemiddeld. Dit is een indicatie dat uitzendkrachten vaker dan werknemers gevaarlijk werk doen en zou een deel van de verklaring kunnen bieden voor de oververtegenwoordiging van uitzendkrachten in de arbeidsongevallen die de Arbeidsinspectie onderzoekt. Uit onderzoek van RIVM blijkt aanvullend dat bij uitzendkrachten vaker sprake is van een gebrek aan kennis en vaardigheden. Dit gebrek kan resulteren in vergissingen of verkeerde beslissingen in het werk.

In 20 procent van de afgesloten ongevalsonderzoeken in 2021 werd het slachtoffer door iets geraakt. Meestal worden slachtoffers geraakt door vallende objecten, veelal bij hijswerkzaamheden. Bij ongevallen met vallende objecten bij hijswerkzaamheden wordt het slachtoffer meestal geraakt door de last zelf, doordat deze niet goed bevestigd was en/of het slachtoffer zich in de gevarenzone bevond. Dit heeft mogelijk te maken met het gebrek aan kwalificatie-eisen omtrent de werknemer die de last aanhaakt op de kraan (de ‘rigger’). Ongevallen waarbij iemand door iets geraakt wordt, treft de Arbeidsinspectie vooral in de industrie en in de bouw. Ongevallen met vallende objecten bij hijswerkzaamheden vinden vaak plaats met vorkheftrucks/palettenhefwagens en bovenloopkranen. Het overlijdensrisico is hier relatief hoog (7 procent ten opzichte van 2 procent gemiddeld over alle ongevalstypen). Dat komt omdat de slachtoffers bij hijswerkzaamheden vaak door een zwaarder object worden geraakt.

Ongevallen met een rijdend voertuig of werktuig

Voor ongeveer 7 procent van de werkenden in Nederland zijn botsingen of aanrijdingen de belangrijkste gevaren in hun werk. Deze gevaren concentreren zich in de transport en logistieke beroepen, maar komen ook meer dan gemiddeld voor in de agrarische en technische beroepen en het openbaar bestuur. In 2021 kwamen ongevallen met een voertuig 147 keer voor. Het betreft ongeveer 9 procent van het totaal aantal onderzochte ongevallen. In de sectoren transport en logistiek, handel en industrie komen ongevallen met voertuigen het vaakst voor. Het kan gaan om vallende, rollende, glijdende, wegvliegende, wegspringende, hangende of zwaaiende objecten of door een voorwerp dat door iemand wordt gedragen of gebruikt. 

Twee derde van de ongevallen met een voertuig vindt plaats met een heftruck, hefwagen, stapelaar, orderpicker, reachtruck of containerheftruck. Dit type ongeval wordt vaak veroorzaakt doordat de bestuurder het slachtoffer niet of niet op tijd zag, het slachtoffer zich in de gevarenzone bevond en het voertuig niet zag of hoorde. Arbeidsinspecteurs stellen bij het onderzoek soms vast dat de bestuurder onvoldoende was getraind in het besturen van het voertuig of dat er geen markeringen, signaleringen of barrières op de route waren aangebracht. Een kwart van de slachtoffers houdt vermoedelijk blijvend letsel over aan het ongeval, onder andere in de vorm van: amputatie, botbreuken en inwendig letsel. Zeven procent van de slachtoffers bij dit type ongeval komt te overlijden.

Conclusie

Ondanks de inspanningen van werkgevers, werknemers en de overheid, gebeuren er ongevallen op de werkvloer waarvan een deel voorkomen zou kunnen worden. Door oorzaken en mechanismen van ongevallen in kaart te brengen, beoogt de Arbeidsinspectie bij te dragen aan het vaker voorkomen van arbeidsongevallen. Binnen de Arbeidsinspectie worden de gegevens uit deze rapportage gebruikt ten behoeve van actieve projecten gericht op de preventie van arbeidsongevallen in de sectoren waar dit het meest noodzakelijk is. De Arbeidsinspectie wil branches en werkgevers aansporen om meer aandacht te geven aan arbeidsveiligheid. In het bijzonder vraagt de Arbeidsinspectie met deze rapportage aandacht voor de arbeidsveiligheid van uitzendkrachten. Voor de oververtegenwoordiging van uitzendkrachten bij ongevallen is geen sluitende verklaring te geven. Waarschijnlijk is er sprake van een combinatie van factoren, waaronder dat uitzendkrachten vaker gevaarlijk werk doen en dat er iets vaker sprake is van een gebrek aan kennis en vaardigheden waarmee uitzendkrachten hun taken uitvoeren. Welke invloed andere factoren (zoals werksoort, instructie, taal en arbeidsmigratie) hebben, vergt nader onderzoek. Een deel van de ongevallen met vallende objecten bij hijswerkzaamheden kan waarschijnlijk voorkomen worden wanneer meer aandacht wordt besteed aan de kwalificatie-eisen voor de rigger. Verder zien we bij ongevallen met rijdende werktuigen en voertuigen dat de bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit ten aanzien van interne transportmiddelen niet altijd nageleefd worden. De Arbeidsinspectie vraagt dan ook aandacht voor de naleving hiervan. 
Op de site van het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) wordt in de Arbocatalogus uitgebreid aandacht gegeven aan een veilige omgang met heftrucks.