Op 7 juni is een voorlopig akkoord bereikt over de richtlijn voor ‘toereikende minimumlonen’ in de EU. De richtlijn legt vast waar nationale minimumlonen aan moeten voldoen. Zoals de koopkracht van werknemers en de verhouding met andere lonen in een land. De EU-lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn in nationaal recht om te zetten. Minimumlonen spelen een rol in de detacheringsrichtlijn

Europese minimumlonen

Volgens Eurostat hebben op 1 januari 2022, 21 van de 27 lidstaten een nationaal minimumloon, dat voor alle beroepen geldt. Denemarken, Italië, Cyprus, Oostenrijk, Finland en Zweden hebben er geen. Ze variëren van 332 euro in Bulgarije tot 2.257 euro per maand in Luxemburg (zie grafiek, rode balken).  Daarmee is het hoogste minimumloon zevenmaal het laagste. Dat geeft een grote spreiding rond het gemiddelde minimumloon van 1.004 euro. Ook de International Labour Organization (ILO) geeft cijfers en aanwijzingen voor het opstellen van een minimumloon (Minimum Wage Policy Guide).

Koopkrachtsverschillen

Het vergelijken van minimumlonen in euro alleen is eenzijdig. Bij zes landen moet het bedrag in de nationale munteenheid al eerst geconverteerd worden naar euro’s, dus de wisselkoers speelt een rol. Nog belangrijker zijn de verschillen in prijspeil en daarmee de koopkracht tussen de landen. Daarom worden de bedragen uitgedrukt in Purchasing Power Standards (PPS) of Koopkrachtpariteit. 

Daarvoor wordt berekend hoeveel in ieder land een mandje met onder meer zo’n 3.000 consumentengoederen en diensten en andere producten en diensten kost. Met de resulterende verhoudingen wordt de koopkracht van de minimumlonen berekend en uitgedrukt in PPS. (zie grafiek, blauwe balken). De minimumlonen in de landen met lage prijzen stijgen dan in waarde. De onderlinge verschillen nemen ook aanzienlijk af en het gemiddelde gaat omhoog en bedraagt 1.061 PPS. 

Gezien de dan nog steeds grote verschillen rond dat gemiddelde lijkt het vaststellen van een Europees minimumloon onrealistisch. Ook omdat hij voor alle beroepen zou gelden. Het wordt dus interessant te zien welke gevolgen het vaststellen van een ‘toereikend minimumloon’ heeft op het internationale wegtransport.

Wereldwijd minimumloon

Eén minimumloon dat in alle EU-landen geldt voor alle beroepen lijkt onrealistisch. Dat kan anders liggen bij een minimumloon voor een bepaalde beroepsgroep. Zoals in de internationale zeevaart, een sector die overeenkomsten toont met het internationale wegtransport. De bemanning van zeeschepen bestaat uit veel nationaliteiten, ze zijn lang onderweg, passeren meerdere landsgrenzen en het schip is vaak onder een 'goedkope vlag' geregistreerd. Matrozen in de internationale zeevaart kennen al vele jaren een wereldwijd minimumloon per functie. Dat minimumloon bedraagt op 1 juli 2022 $648, exclusief toelagen. Het helpt de meerderheid van matrozen, die vooral komen uit de lagelonenlanden Filippijnen, China en Indonesië.